Interviews

Verklaringen Verklaard – Vensters op de Wereld

Sarah-Jayne Nogarede voor Vensters op de Wereld

Sarah-Jayne Nogarede voor Vensters op de Wereld

Interview met docent wetenschapsfilosofie Victor Gijsbers over zijn proefschrift. Verschenen in Vensters op de Wereld, het jaarbericht van de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden. 

Verklaringen verklaard

Wat zijn verklaringen precies? Dat is de vraag waarop Victor Gijsbers in zijn proefschrift een antwoord op probeert te vinden. “Begrijpen is iets wat we doen, het is een van de meest basale activiteiten die we als mensen bezigen. Welke conclusies we uiteindelijk trekken over begrijpen heeft invloed op hoe we nadenken over wetenschap, onze relatie tot de wereld en misschien zelfs wel over iets als waarheid. Dat is toch ontzettend interessant?”

Wanneer je een verklaring geeft, doe je meer dan alleen vertellen wat er gebeurt. De vraag wat dat ‘meer’ is, is de vraag waar theorieën van verklaring een antwoord op proberen te vinden. Momenteel zijn hierin twee grote stromingen te herkennen: die van causale theorieën, en die van unificatie. Gijsbers vergelijkt in zijn onderzoek verscheidene theorieën en heeft een duidelijke mening: “Ik probeer te laten zien dat causale theorieën beter zijn.”

Volgens causale theorieën heeft verklaren altijd met oorzaak en gevolg te maken. Maar is dat wel zo? “Nee,” zegt Gijsbers. “Denk bijvoorbeeld aan de wiskunde. Lijnstukken en driehoeken verhouden zich niet in relatie van oorzaak en gevolg tot elkaar, maar kunnen wel iets verklaren. Ik neem daarom de meest succesvolle theorie over de relatie tussen verklaren en oorzaak en gevolg, en probeer die zo te generaliseren dat hij ook toepasbaar wordt op verklaringen die niet in termen van oorzaak en gevolg te begrijpen zijn.”

Unificatietheorieën menen dat een theorie beter is wanneer hij meer verschillende dingen verklaart. Zo gebruiken zij als voorbeeld de evolutietheorie, waarbij het proces dat ervoor zorgt dat wij twee ogen hebben, er ook voor zorgt dat de bladeren aan een boom niet rood zijn maar groen. Twee dingen die totaal verschillend lijken te zijn, maar wel door dezelfde procedure verklaard worden.

Gijsbers: “Dit klinkt logisch, maar wanneer een appel van een boom valt is dat te verklaren door de zwaartekracht. Heeft die zwaartekrachttheorie meer verklarende kracht wanneer hij voor het hele universum zou gelden, dan wanneer dat alleen op aarde zo is? Volgens de unificatietheorie wel, omdat er dan meer dingen onder vallen, maar ik denk het niet.”

De betere verklaring

Een derde veelvoorkomende theorie is die van inference to the best explanation. Hierbij bekijk je van alle mogelijke verklaringen voor een fenomeen welke de beste is, waarbij verklarende kracht onafhankelijk van experimenten al een aanwijzing voor waarheid geeft. Stel dat je ‘s ochtends beneden komt en ziet dat de kaas die op tafel lag, verdwenen is. Wel zijn er allemaal keuteltjes én zit er een halfrond gat in de muur. Je kunt denken dat de buurman je kaas heeft opgegeten, keuteltjes heeft neergelegd en een gat in je muur geboord heeft, maar het zou ook een muis kunnen zijn. Dat laatste klinkt als de betere verklaring, en is volgens inference to the best explanation daarom waarschijnlijk waar.

Het gaat er hier niet om hoe waarschijnlijk een verklaring is, maar hoe goed zij verklaart. “Een ingewikkeld principe,” aldus Gijsbers. “Je komt het overal tegen, maar de meeste mensen hebben er niet echt over nagedacht.”

Peter Lipton, voormalig hoofd van het departement van wetenschapsfilosofie te Cambridge, hield zich er wel echt mee bezig en verdedigde de theorie. Terwijl Gijsbers bij hem studeerde, overleed Lipton aan een hartaanval. “Het dieptepunt van mijn promotietraject, hoewel ik dankzij hem in het onderwerp geïnteresseerd raakte.” Met de ideeën van Lipton is Gijsbers het echter niet eens.

“Een mooi voorbeeld is dat van de arts Semmelweis, die bedacht dat dokters hun handen moeten wassen voor ze patiënten aanraken. In zijn ziekenhuis waren twee zalen waar bevallingen plaatsvonden, en op de ene zaal was het sterftecijfer vijf keer zo hoog als op de andere. Semmelweis vroeg zich af waarom, en onderzocht meerdere mogelijke verklaringen. Op de zaal met het hoge sterftecijfer liep bijvoorbeeld veel vaker dan op de andere zaal een priester. Hij vroeg de priester de zaal niet meer te betreden, maar dit bleek geen invloed te hebben op het aantal doden. Uiteindelijk kwam hij erachter dat het niet slim is wanneer mensen na hun omgang met lijken zonder hun handen te wassen meteen operaties uitvoeren.”

“Volgens Lipton is dit een voorbeeld van inference to the best explanation, maar ik denk dat Semmelweis heel methodisch met behulp van experimenteel onderzoek kijkt welke van de mogelijke verklaringen wáár is. Inference to the best explanation heeft hier niets mee te maken.” In zijn proefschrift komt Gijsbers dan ook tot de onclusie dat het niet bestaat.

Goede claim

Hij gaat daarnaast in op contrastklassen. In de theorie van verklaring is het gemeengoed dat je een verklaring alleen kunt doen ten opzichte van een contrastklasse. Als je vraagt waarom de stoel rood is, en niet geel, is dat een andere vraag dan wanneer je wilt weten waarom de stoel rood is, en niet de kast. Gijsbers: “Ik probeer aan te tonen dat zo’n contrastklasse niet alleen in de vraag zit, maar ook in het antwoord. Omdat dít het geval is en niet iets anders, heeft juist déze gebeurtenis plaatsgevonden, en niet een andere.”

Ook zijn er verschillende soorten contrasten. “Waarom heeft Piet griep, in plaats van dat hij het niet heeft? Dat is een contrast. Dit wordt echter vaak verward met de vraag waarom Piet griep heeft, en Jan niet. Dit zijn afzonderlijke contrasten, met een onderling verband. In de literatuur zorgt dit vaak voor problemen, omdat men probeert de verschillende dingen met eenzelfde theorie te verklaren. Dat kan helemaal niet. Een van de beoordelaars van mijn proefschrift was erg blij dat ik deze claim maakte, en daar ben ik weer blij mee. Het is een goede claim.”

Wetenschap lijkt objectief de waarheid te achterhalen, maar Gijsbers laat zien dat onze eigen ideeën invloed hebben op de theorieën die we ontwikkelen. “Je kan zo tot verschillende interpretaties van de werkelijkheid komen, wat weer leidt tot een ander beeld van wetenschap.” Wat hij hoopt, is dat andere mensen zijn werk zullen lezen, en er een mening over hebben. “Goed of slecht, dat maakt niet uit. Als het maar aanzet tot betere theorieën.”

You Might Also Like

No Comments

Leave a Reply