Verslag presentatie boek ‘Gered uit de Grond’, waaraan archeologiestudenten meeschreven.
Archeologiestudenten schreven mee aan boek over amateurvondsten
De opgraving van het Romeinse castellum Albaniana bij Alphen aan den Rijn stopte in 2002, maar amateurzoekers haalden nog honderden voorwerpen tevoorschijn. Twee Leidse archeologiestudenten werkten mee aan het boek ‘Gered uit de grond’, dat op 24 september werd gepresenteerd.
Romeinen op de bank
De zaal zit vol amateurarcheologen, metaaldetectorhobbyisten en andere geïnteresseerden die voor de presentatie van het boek naar het Acheologiehuis in Alphen aan den Rijn zijn gekomen. Op met schapenvellen beklede houten banken kijken ze aandachtig naar een scherm. Er verschijnt een plaatje van een ijzeren ring met daarop een afbeelding van een vrouw. ‘Prachtig,’ mompelt iemand hartgrondig. ‘Mooi hè,’ antwoordt een ander. Ook professionele archeologen zijn aanwezig, en natuurlijk masterstudenten Robin Nieuwenkamp en Svenja Hagedoorn. Zij schreven beiden een aantal hoofdstukken voor het boek.
Veel geleerd
Studiepunten kregen ze er niet voor, maar erg is dat niet. Nieuwenkamp: ‘Dit is toch iets wat je voor jezelf doet. Ik houd me bezig met de vroege prehistorie en evolutie van de mens, maar juist het feit dat ik niet heel veel over de Romeinse vondsten wist, was een reden om aan dit project mee te werken. Ik heb er veel van geleerd.’ Hagedoorn schreef haar bacheloscriptie al over Romeins paardentuig, een categorie die ze ook voor het boek determineerde. ‘Natuurlijk was dit gewoon een erg leuke kans, maar ook de samenwerking tussen wetenschappers en plaatselijke amateurarcheologen is belangrijk. Die is er in Nederland nog veel te weinig.’
Samenwerking wetenschap en amateurs
Nieuwenkamp is het daarmee eens. ‘Je hoort steeds over plunderaars met metaaldetectoren, maar er gebeurt ook veel goeds. Er wordt zoveel gevonden dat iets wel echt bijzonder moet zijn voordat professionele archeologen er wat mee doen. Waarom niet hulp accepteren van mensen die graag willen helpen?’ Hagedoorn: Zolang er meer informatie beschikbaar komt kan dat geen probleem zijn. En archeologie is tenslotte van iedereen.’
Basis voor verder onderzoek
Docent Jasper de Bruin is die mening ook toegedaan. Toen Hagedoorn en Nieuwenkamp als begeleiders meewerkten aan opgravingen die hij in Oegstgeest verrichtte, gaf hij hun namen door aan de initiatiefnemers van het boek, Peter Bakker en Jan Willem Bron. Nieuwenkamp: ‘We hebben nu eigenlijk een catalogus geschreven, maar wetenschappelijk gezien kan er nog veel gebeuren.’ Hagedoorn: ‘Er zouden bijvoorbeeld parallellen kunnen worden getrokken met vergelijkbaar materiaal uit Duitsland, want de landsgrenzen van nu bestonden vroeger natuurlijk helemaal niet’.
Wetenschappelijke publicatie
Zelf gaan ze dat waarschijnlijk niet doen, hoewel Nieuwenkamp nog wel een object heeft waar hij graag een artikel over wil schrijven. ‘Een beslagstuk met inscriptie en mythische afbeelding. Bijna alles wat we vinden komt vaker voor, maar dit stuk is uniek in Nederland. We kennen één exacte kopie uit Zwitserland, dus dat zou iets kunnen zeggen over wie hier gelegerd waren. Best interessant toch?’ Hagedoorn: ‘Maar een eventueel artikel was niet de hoofdreden om mee te helpen.’ Nieuwenkamp: ‘Nee. Dan had ik het allang geschreven!’